top of page
Zoeken

Hoofdstuk 6.

  • johnpjjansen
  • 4 nov 2024
  • 2 minuten om te lezen

Victor voelt zich niet geroepen 

  

In de jaren ’40 en ’50 is de invloed van de katholieke kerk op alle facetten van het leven enorm. Zeker in Schimmert. Er zijn veel paters en nonnen in het dorp. Tegenover elkaar liggen aan de hoofdstraat het klooster van de paters Montfortanen en het nonnenklooster van de Montfortaanse Zusters der Wijsheid. De kerk van Schimmert aan diezelfde hoofdstraat is dan nog niet zo oud. Ze werd gebouwd door twee zonen van de bekende Roermondse architect Pierre Cuypers, Joseph en Pierre jr. En ingezegend werd ze in 1932 door de bisschop van Roermond. En dat is in Schimmert ook geen onbekende. Monseigneur Joseph Hubert Guillaume Lemmens die in 1932 benoemd wordt tot bisschop van Roermond, is geboren in Schimmert en een achterneef van de opa van Victor. En op zijn beurt benoemt bisschop Lemmens zijn broer Eugene tot pastoor van de parochie Schimmert. Logisch, dat heel Schimmert en zeker de vele inwoners met de achternaam Lemmens onder invloed staan van de katholieke kerk. Morele druk komt vanuit gewichtige bronnen zoals de priesteropleiding Rolduc in Kerkrade en van paters van Wittem.  

Ook Victor ontkomt er niet aan. Hij gaat van jongs af aan geregeld naar de kerk, maar dan vooral omdat het moet en omdat je er letterlijk punten mee scoort  op school. Hij zingt ook in de kerk, als voorzanger nog wel. Maar zodra hij zich eraan kan onttrekken keert hij de geestelijkheid de rug toe. En dat wil wel wat zeggen voor een Lemmens uit Schimmert. Ook op Victor wordt druk uitgeoefend om pater of priester te worden. Niet door zijn vader en moeder. Door zijn vader al helemaal niet, want die had zelf op Rolduc gezeten. “Die wist wat daar speelde, die is er tussenuit gegaan. Dus begrijpelijk dat hij ons dat ook niet wilde aandoen”. De morele druk op Victor om ook pastoor te worden, komt meer van buitenaf. Victor: “De buren hadden drie begijnen en ook twee zonen waren geestelijke. Toen kwamen ze altijd naar mij babbelen en stoken bij pap en mam. ‘Waarom niet’, werd dan gevraagd, ‘met zoveel kinderen moet er toch wel eentje pater worden!’ Want Schimmert was rijk aan paters in die tijd. En elk jaar werden er wel een aantal geestelijken gewijd.” 

Er zijn nogal wat jongemannen en jongedames die - al dan niet onder druk - voor een celibatair leven in de kerk of in het klooster kiezen. Victor heeft er altijd zijn twijfels bij gehad: “Een roeping kun je niet afdwingen, je kunt niet doen alsof je een roeping hebt. Die heb je of die heb je niet. En ik had geen roeping! Ik kende er zo ook een paar uit Klein Genhout. Ernest en Joel, zonen van grote boeren. Vroeger was het bij grote boeren bijna verplicht, dat er een pastoor in de familie was. Die twee waren 21 en hadden de toog aan, maar die wilden allebei niet. Toen is het hoofd van Rolduc naar die ouders gegaan, om te zeggen dat dat toch geen roeping was. Dat was niet zo fijn voor die ouders, want die konden nu niet meer zeggen ‘ik heb een geestelijke in de familie.’ Dus die twee jongens zijn het niet geworden. Ze zijn allebei getrouwd en hebben kinderen gekregen. 

En Victor weet nog wel meer gevallen van mensen die alsnog spijt gekregen hebben van hun al dan niet onder druk gemaakte keuze. Zoals zijn tante Jet, een zus van zijn vader, dus ook een geboren Lemmens. “Tante Jet was een mooi meisje. Ze had verkering gehad met een onderwijzer en dat was uitgekomen. Moest ze bij de paters in Wittem komen. Werd haar gezegd ‘je kunt nooit meer de liefde vinden’. Toen is ze naar de strengste orde van Wittem gegaan. Toen ze 60 was is ze toch nog uitgetreden en hier in Schimmert komen wonen. Ze had altijd spijt gehad. Kun je nagaan! 

Vrijwillig was het zeker niet altijd, wanneer een jongen of een meisje intrad. “Een nichtje van mij was het uitgaansleven moe. Ging naar de nonnen in Schimmert. Heeft het getreiter nog geen jaar uitgehouden. Toen is ze meteen weer uitgetreden. ‘Als ik zo opgeleid moet worden, hoeft het voor mij niet’, zei ze.” 

Victor is duidelijk niet erg te spreken over de uitwassen die met het Rijke Roomse Leven gepaard gaan. Wegkijken lukt sowieso niet. Zeker niet als de witte paters uit de missie “met zo’n ketting om” komen preken. “Ik zie ze na de collecte nog het geld van de schaal afpakken en in de eigen zakken stoppen. Dáár kwamen ze voor, dát was hun missie!” En inderdaad wordt hem later nog eens extra bevestigd, waar al dat geld, dat richting kerk en kloosters gaat, gebleven is. “De boekhouder van Wittem is ooit een maand bij mij komen helpen op kantoor. ‘Als ik zeg, dat half Maastricht van Wittem is, dan is dat wat overdreven, maar er is daar wel heel veel van de paters van Wittem,’zei hij en hij kon het weten” 

En als uitsmijter qua verhalen, die de ronde doen in Schimmert vertelt Victor het al dan niet verzonnen verhaal van een bijzonder bouwwerk. Aan de ene kant van de hoofdstraat in Schimmert lag het nonnenklooster (nu verbouwd tot appartementencomplex), Aan de overkant lag het klooster van de paters Montfortanen (inmiddels afgebroken). En Victor zou Victor niet zijn, als hij in dat verband niet de tunnel zou vermelden, die volgens boze tongen (of welingelichte kringen?) onder de weg door van het ene naar het andere klooster gelopen moet hebben. Zodat nonnen en paters samen stiekem konden bidden of andere dingen doen, die mensen nu eenmaal samen doen. 

In Klein Genhout, het dorp waar Victor’s echtgenote Paula vandaan komt, staat de St. Hubertuskerk, die in de jaren 1936 tot 1940 is gebouwd. Kerk en geld, dat zijn twee dingen die bij elkaar horen, maar soms ook niet. Kunstenaar Charles Eyck - ook uit Schimmert - kon erover meepraten. Victor: “voor 5.000 gulden heeft hij een kunstwerk gemaakt in die kerk. Maar hij is nooit betaald. Het geld was op, zeiden ze!” Victor heeft wel te doen met zijn inmiddels beroemde plaatsgenoot. “Je weet hoe dat gaat met kunstenaars. Vandaag zijn ze rijk, morgen zijn ze straatarm. Geen geld, dan rekenen ze af met een schilderstuk. Mijn zus had een slagerij. Ze had het hele huis volhangen met schilderijen van hem. Niks waard. Onverkoopbaar toen. Charles Eyck leefde van zijn schilderijen. Als hij eieren kocht, betaalde hij met een schilderij.” 


ree

Victor, bovenste rij, vierde van links


ree

 
 
 

Recente blogposts

Alles weergeven

Opmerkingen


bottom of page